Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2208

Datum uitspraak2008-06-09
Datum gepubliceerd2008-10-31
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers233 HLAR 56/07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Appellanten hebben geen rechtmatig verblijf op St. Maarten, dat volgt uit het feit dat zij een verblijfsvergunning aanvragen die bij onderscheiden beschikkingen van 10 oktober 2006 zijn afgewezen omdat zij geen hoofdverblijf op st. Maarten hebben. Deze beschikkingen zijn in rechte onaantastbaar, nu het Gerecht hun niet-ontvankelijk heeft verklaar bij uitspraak van 16 augustus 2007 en tegen deze uitspraken geen rechtsmiddel is aangewend. Ingevolge art. 12 en 13 LTU kan het aangevoerde in hoger beroep onder die omstandigheden reeds niet tot het beoogde doel leiden.


Uitspraak

233 HLAR 56/07 Datum uitspraak: 9 juni 2008 GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], beiden als wettelijke vertegenwoordiger van [de vreemdeling], allen naar gesteld wonend op [woonplaats], appellanten, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 4 december 2007 in het geding tussen: appellanten en de gezaghebber van het Eilandgebied Sint Maarten, namens de minister van Justitie. 1. Procesverloop Bij beschikking van 10 oktober 2006 heeft de gezaghebber van het Eilandgebied Sint Maarten (hierna: de gezaghebber) namens de minister van Justitie een door [appellant sub 1] (hierna: [appellant sub 1] ingediende aanvraag om de geldigheidsduur van de aan [de vreemdeling] verleende vergunning tot verblijf te verlengen afgewezen. Bij uitspraak van 4 december 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (hierna: het Gerecht), het daartegen door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 19 december 2007, hoger beroep ingesteld bij het Hof. Bij brief van 13 maart 2008 heeft de gezaghebber van antwoord gediend. Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2008, waar [appellante sub 2] in persoon, bijgestaan door mr. C. Marica, advocaat, en de gezaghebber, vertegenwoordigd door mr. T.J. Leysen, advocaat, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: de LTU) kan de vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf door of namens de minister van Justitie worden geweigerd met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen, of indien niet kan worden aangetoond dat degene voor wie toelating wordt verzocht over voldoende middelen van bestaan zal beschikken. Ingevolge artikel 12, aanhef en onder b, eindigt de toelating tot tijdelijk verblijf krachtens vergunning door vertrek uit de Nederlandse Antillen, indien het een vergunning tot tijdelijk verblijf betreft. Ingevolge artikel 13, voor zover thans van belang, houdt, ingeval de toelating van rechtswege toegekend of krachtens vergunning verleend eindigt, tevens de toelating van de echtgenoot en minderjarige kinderen op. 2.2. [Appellanten] klagen dat het Gerecht, door te overwegen dat de gezaghebber door [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt heeft hoeven achten dat hij op Sint Maarten woonachtig is, heeft miskend dat, nu zij stukken hebben overgelegd, waaruit blijkt dat zij op Sint Maarten woonachtig zijn en meerdere getuigen dat middels een verklaring hebben bevestigd, aan de enkele verklaring van de medewerkster van het Bureau Plaatselijk Hoofd van Politie waaruit het tegendeel kan worden afgeleid, geen doorslaggevende betekenis toekomt. 2.2.1. Dat [appellanten] geen rechtmatig verblijf op Sint Maarten hebben, volgt reeds uit het feit dat zij aanvragen om verlening van een vergunning tot verblijf hebben ingediend, die bij onderscheiden beschikkingen van 10 oktober 2006 zijn afgewezen, omdat zij geen hoofdverblijf op Sint Maarten hebben, welke beschikkingen in rechte onaantastbaar zijn, nu het Gerecht de daartegen door [appellanten] ingestelde beroepen bij onderscheiden uitspraken van 16 augustus 2007 niet-ontvankelijk heeft verklaard en tegen deze uitspraken geen rechtsmiddel is aangewend. Gelet op het bepaalde in voormelde artikelen 12 en 13 van de LTU, kan het aangevoerde in hoger beroep onder die omstandigheden reeds om die reden niet tot het ermee beoogde doel leiden. 2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier. Voorzitter griffier Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2008 Verzonden: